Algemene opmerkingen over de methoden
In tegenstelling tot de inhoudelijke hoofdstukken, die een narratieve structuur hebben, zijn de hoofdstukken over methoden progressief opgebouwd. De complexiteit neemt dus toe naarmate het hoofdstuk vordert. Afhankelijk van de leergroep is het zinvol om via het mini-menu (direct onder de hoofdstuktitel in de navigatiebalk) naar het relevante deel van het methodenhoofdstuk te springen.
Algemene opmerkingen over het hoofdstuk
In ons dagelijks leven beschikken we over heel wat digitale kaartdiensten zoals Google Maps en online zoekmachines, die ons binnen enkele seconden informatie geven over eender welke plaats. Met diensten als Google Earth kunnen we virtueel naar elke plek op aarde reizen. Tools als OpenStreetMap maken het mogelijk om eenvoudig verschillende kaarten van een gebied weer te geven door verschillende lagen te gebruiken. Het gebruik van kaarten - digitaal of gedrukt - moet echter aangeleerd worden. Kaarten geven namelijk geen objectief beeld van de werkelijkheid: ze worden gegeneraliseerd, verkleind en vlak gemaakt. Zo geven ze dus altijd een bepaald beeld van de werkelijkheid weer.
Doelstellingen en competenties
Het doel van dit hoofdstuk over methoden is om leerlingen in staat te stellen op de juiste manier met kaarten om te gaan, wat een fundamentele voorwaarde is om zich in het echt ook te kunnen oriënteren. Naast het uitwerken van de basiskenmerken van kaarten en het beschrijven en verklaren van kaarten, dient ook een kritische beoordeling te worden gemaakt van de geconstrueerde werkelijkheid die een kaart steeds weergeeft. Het hoofdstuk is daarom progressief opgebouwd: de leerlingen richten zich eerst op het eenvoudig decoderen van de grafiek en het beschrijven van kaarten, focussen dan op de uitleg en uiteindelijk op de beoordeling van kaarten.Â
De focus van dit hoofdstuk ligt op het aanleren van de vaardigheden om kaarten te interpreteren. Deze zijn onderverdeeld in individuele vaardigheidsgebieden volgens het model van Ludwigsburg voor de interpretatie van kaarten (vergelijk grafiek). Tegelijkertijd wordt ook de ruimtelijke oriëntatie getraind door de intensieve, methodische benadering van kaarten.
Structuur van het hoofdstuk
Het hoofdstuk begint met de speciale kenmerken van een kaart (1. Van het beeld naar de kaart) en de eenvoudige basisprincipes voor het lezen van een kaart. Dit omvat oefeningen over het gebruik van de legenda (2. Hoe lees ik een kaart?) en de schaal (3. Hoe bepaal ik de afstand op een kaart?).Â
Door te werken met verschillende soorten kaarten, werken de leerlingen eerst speciale kenmerken van topografische kaarten uit, zoals hoogtelijnen (4. Hoe interpreteer ik topografische kaarten?).Â
Vervolgens komen de analyse en interpretatie van thematische kaarten aan bod (5. Hoe interpreteer ik thematische kaarten?). In de subhoofdstukken 4 en 5 vindt de overgang plaats van kaartlezen naar de meer complexe interpretatie van kaarten.Â
Het laatste stukje behandelt de vraag in welke mate kaarten de werkelijkheid construeren (6. (Hoe) construeren kaarten de werkelijkheid?) en vereist de toepassing van alle vaardigheden die nodig zijn voor de kritische interpretatie van een kaart. Dit deel vormt dan ook meteen de veeleisende afsluiting van dit hoofdstuk waarin methoden centraal staan.
In de loop van de verschillende subhoofdstukken kan je aan de hand van de grafiek steeds zien op welke vaardigheid voor het gebruik van kaarten de focus ligt.