3.3 Een rondreis door de Euregio Maas-Rijn

Monstro houdt van reizen en gebruikt daarom veel verschillende vervoermiddelen.

Welk woord hoort bij welke afbeelding?

In dit hoofdstuk leer je over de verschillende vervoermiddelen en andere termen die met het thema te maken hebben. Maak in de loop van het hoofdstuk een volledig woordweb dat je zelf hebt gemaakt, vergelijkbaar met dat in de afbeelding. Je mag ook tekeningen/afbeeldingen toevoegen om de termen nog beter te kunnen onthouden.

Algemene opmerkingen over het hoofdstuk

Grensoverschrijdende mobiliteit maakt deel uit van het dagelijks leven in de Euregio Maas-Rijn (EMR). Hoofdstuk 1.7 legt de focus op de bijzondere kenmerken van grensoverschrijdende mobiliteit en de daarmee gepaard gaande uitdagingen. Overeenkomsten en verschillen binnen de drie landen worden bekeken en besproken. De interactie van topografische oriëntatiekennis, taalvaardigheid buiten de moedertaal en ondersteund online onderzoek kenmerken het hoofdstuk over mobiliteit.

Doelstellingen & Competenties

Het doel van het hoofdstuk is dat de leerlingen zich zelfstandig kunnen oriënteren in de regio – in de EMR. Daarbij moeten ze een overzicht van het vervoersnetwerk met een wisselende focus op de verschillende vervoermiddelen ontwikkelen. De overeenkomsten en verschillen van de afzonderlijke regio's moeten naar voren komen en de bijzondere kenmerken van de Euregio Maas-Rijn moeten worden belicht.

• Ruimtelijke oriëntatie: op verschillende schaal- en verkeersniveaus
• Vakkennis: Opbouw van het vervoersnetwerk, CO2-uitstoot, natuurlijke en kunstmatige waterwegen
• Methoden: Werken met digitale kaarten en digitale wegenkaarten, online onderzoek, vergelijkingen maken
  

Structuur van het hoofdstuk

1. Het hoofdstuk begint met een overzichtskaart van de Euregio Maas-Rijn waarop een rondreis door de 5 hoofdsteden van de EMR met verschillende vervoermiddelen te zien is. Deze kaart vormt de basis voor de oriëntatie in de EMR en de algemene structuur van het hoofdstuk. Een specifiek vervoermiddel is hier al toegewezen aan elk traject.
2. Hierna wordt het hoofdstuk verdeeld in 5 subhoofdstukken, die met de 5 trajecten overeenkomen. Elk hoofdstuk begint met een kaart die het verloop van de reis grafisch weergeeft. In de differentiatie via de sterfunctie kan een meer gedetailleerde kaart worden geopend. Op basis daarvan is methodisch kaartwerk en een uitgebreidere beschouwing van het traject mogelijk. Daarna volgen teksten en opdrachten over de betreffende vervoermiddelen met betrekking tot zelfstandige oriëntatie in de regio en kritische bevraging over de vormen van mobiliteit.
3. Het hoofdstuk wordt opnieuw met een kaart afgesloten. Op basis daarvan dient de afgelegde route en de opgedane kennis over de EMR te worden herhaald. De leerlingen moeten de rondreis in de EMR en hun indrukken van de vervoermiddelen bespreken. In de differentiatie bestaat de mogelijkheid om de verworven kennis toe te passen op een zelf georganiseerde rondreis (met andere vervoermiddelen voor de betreffende trajecten).
   

Basisconcepten

In hoofdstuk 1.7 worden aan de hand van de verkeerswegen de structuur en de bijbehorende functies in de EMR onder de loep genomen. Op het schaalniveau varieert de inhoud van het hoofdstuk van lokaal naar regionaal tot nationaal.

nationale fietsroute: langeafstandsroutes op de fiets, zoals de ‘fietsroute van de Duitse Eenheid’.

regionale fietsroute: fietsroutes met een kortere of middellange afstand, die betekenis hebben voor de regio.

lokale fietsroute: kortere vrijetijdsroutes rond steden/gemeenten.

voormalige spoorwegbedding: een oude spoorlijn die niet meer in gebruik is.

oude spoorweginfrastructuur: hieronder vallen bijvoorbeeld de oude spoorlijnen, maar ook gebouwen die niet meer in gebruik zijn of voormalige elektriciteits- of watervoorzieningen.

niet-gemotoriseerd: vervoermiddelen die geen motor hebben, die dus op eigen kracht worden aangedreven.

stoomlocomotief: een locomotief die door waterkracht werd aangedreven

oude spoorwegviaducten: een spoorbrug gebouwd met meerdere bogen of pijlers om verschillende trajecten met elkaar te verbinden.

Meer informatie en foto's vind je in deze virtuele tourgids van de Vennbahn.

Emissies zijn gasvormige, vloeibare en vaste stoffen die door een installatie of een technisch proces in de omgeving vrijkomen. Het gaat bijvoorbeeld om lawaai, lichtstralen, radioactiviteit, warmte evenals vloeibare en vaste stoffen.

Een voorbeeld van een gasvormige stof is koolstofdioxide (CO₂). Dit is een reuk- en kleurloos gas dat onder meer ontstaat bij de verbranding van kolen, ruwe olie en aardgas. Ook bij de verbranding van diesel en benzine in automotoren komt koolstofdioxide vrij.

Met CO₂-emissie wordt dus verwezen naar het gas koolstofdioxide dat door een technisch proces in de lucht (atmosfeer) terechtkomt.

Heb je hulp nodig om deze woorden te begrijpen? Probeer dan eens Linguee, dict.cc of DeepL.

Maak je woordweb compleet met de woorden over het onderwerp 'bus': busrit, busticket, dienstregeling van de bus, ...

Aken

1. Lijn 3 (3A, 3B), Lijn 103
2. Maandag tot en met vrijdag: Bus 5 richting Driescher Hof - Brand, vertrek: 08.34 uur, aankomst: 08.44 uur
   Zaterdag: Bus 45 richting Driescher Hof - Brand, vertrek: 08.45 uur, aankomst: 08.54 uur
   Zondag: Bus 45 richting Brand Schulzentrum, vertrek: 08.45 uur, aankomst: 08.54 uur
3. Lijn 30, 34, 70, N3
4. Afhankelijk van het gekozen tijdstip reis je bijvoorbeeld van Laurensberg Schlossweiherstraße tot Uniklinik (met Netliner), stap je over en reis je van Uniklinik naar Vaalserquartier Vaals Grenze (met bus 33)

Hasselt

1. H15, H51, H16, H61
2. H16, H61
3. CP: Centrumpendel, BP: Boulevardpendel

Maastricht

1. 2, 3, 4, 6, 7, 8
   
2. Lijn 3, 4 en 7
3. Acht haltes, wijk Villapark

Eupen

1. Lijnen 396 en lijn 14
2. Lijn 14, duurt ongeveer 8 minuten
3. Dinsdag, vertrek 14.37 uur (lijn 14) en aankomst 14.45 uur

Luik (Frans: Liège)

1. Bijvoorbeeld: Lijn 1, 25, 48 (selectie), duurt ongeveer 7 minuten
2. Zeven haltes
3. Lijn 1, duurt ongeveer 18 minuten, met een wandelafstand van 5 minuten.