Concurrentie in het bedrijfsleven betekent dat er minstens twee spelers op de markt zijn die met elkaar concurreren. Als je bijvoorbeeld frieten wilt kopen, zul je verschillende leveranciers vinden die deze aan je willen verkopen. Deze leveranciers (in dit voorbeeld de frietkoten) concurreren met elkaar en proberen jou als klant voor zich te winnen. Om dit te doen, kunnen ze verschillende kenmerken van hun product in de kijker zetten: ze kunnen hun frieten bijzonder goedkoop (prijs) of bijzonder lekker (kwaliteit) maken - of hun frietkoten uitbaten op een plek die bijzonder gemakkelijk te bereiken is (gemakkelijke toegang tot het product).
In de wereldwijde verbonden economie is concurrentie niet langer beperkt tot individuele, regionale leveranciers. Leveranciers uit verschillende landen kunnen verschillende producten aanbieden. Een leverancier van een auto of een smartphone concurreert in principe met gelijkaardige fabrikanten van over de hele wereld. Dit wordt internationale concurrentie genoemd.